Is Luther beïnvloed door de Moderne Devotie? Hij ging bij de Nulbroeders (van het gemene leven dus) op school in Maagdenburg.  De fraters hielde de jongens goed onder de duim en stimuleerden een vroom leven. Collatio-gesprekken, lectio divina, Luther is er mee geconfronteerd. Bij mijn weten citeert hij Geert Groote of Thomas Kempis (de juiste schrijfwijze!) nooit. In dit artikel krijg je meer informatie over Geert Groote.

Hieronder nog wat nieuwe inzichten die ik kreeg door een het lezen van het boek van Prof.Dr.A.G.Weiler: Getijden van de eeuwige wijsheid. De auteur was hoogleraar geschiedenis/filosofie in Nijmegen. 

Ik geef een globale samenvatting met niet teveel details.

  1. De belangrijkste conclusie, na het lezen ervan: ik dacht altijd dat Geert aan het begin stond van een beweging (Mod.Dev.) en dat hij in zekere zin origineel was, maar nee, het blijkt dat hij veel citeert en overneemt van schrijvers voor hem. Ook het beschikbaar stellen van zijn huis is niet voor het eerst. Zo dit is gezegd…

Dat gebeurt ook weer met schrijvers na hem, zoals Thomas a Kempis, die citeert ook weer heel veel van schrijvers voor hem, dat haal ik uit het nieuwe  boek van de Roo. De Roo legt wel uit dat a Kempis er mooie spreuken van maakt, kleine miniatuurtjes om te kauwen. De Imitatio kun je dus nooit in 1 ruk uitlezen. Dit beïnvloedt de tekst van mijn lezingen, die ik tot nu toe hield. Nieuwe inzichten dus. (De Roo geeft nog veel meer nieuws in een prachtige uitgave. Hij laat zien waar Thomas zijn uitspraken vandaan haalt, dat in enkele duizenden voetnoten en verwijzingen)

  1. Groote schrijft zijn gebedenboek in de moedertaal, zodat leken ermee kunnen bidden in hun eigen taal, en niet de priester die Latijn prevelt.
  2. Er was veel meer vroomheid dan wij denken: zelfs tijdens het werk werd er voortdurend gebeden en vrome teksten opgezegd. Op de akkers (mannen), in het spin- en weefhuis (vrouwen), onderweg, in de stallen. Vergelijk dat met onze muziek op de achtergrond.
  3. De teksten waren bedoeld voor de fraters en zusters in hun gemeenschapshuizen en weer later in de klooster van de groep Windesheim. Vandaar de vele overgebleven exemplaren, zo’n 800.
  4. Het gaat om de ‘Ynnicheit des harten’, dit lijkt wel mystiek, maar kan ook als toewijding uitgelegd worden. Groote heeft het over de nieuwe innerlijkheid.
  5. Nu komt het: Grootes werk is deels gebaseerd op het werk van Heinrich Seuse (1295-1366), ook wel Soose. Daar zijn 300 ex. van overgeleverd. Kenmerk van dit boek is de liefdestaal die hij gebruikt. Het zondaar zijn blijft op de achtergrond, de inspiratie komt van een ZIJ, HEM OF HAAR, de eeuwige wijsheid.
  6. Geert laat het boek ‘Uurwijzer van de wijsheid’ van Seuse door Johan Cele vertalen in het Latijn (1380) , tot opbouw van de kerk. (Nog wel in het Latijn dus) De vroomheid was toen namelijk verdwenen, wat een moderne devoten zijn het (hier negatief bedoeld!): die priesters en bisschoppen, carrièrejagers, werelds leven. Nee, dan onze delicate bruid en geliefde vriendin, de wijsheid. Zoete erotiek: je kunt de wijsheid beminnen. Groote herkent dit, al gebruikt hij niet die erotische taal in zijn werk.
  7. Seuse was echt vroom: hij liet de naam van Jezus op zijn borst branden. (vgl. onze tattoos)
  8. Groote neemt niet alles van Seuse over, zoals bepaalde regels, wel ziet hij Seuse en Floris Radewijn als stichters van de Mod.Devotie.
  9. Daaruit komen dus de frater- en zusterhuizen voort en later de Augustijner regulierenkloosters (Augustinus was een topper volgens Groote). Tot aan de Hervorming.
  10. Ik pik nog enkele gegevens op uit het boek van prof. Weiler: in de katholieke kerk, tijdens de getijden: de gebeden waren de 150 psalmen, in 1 week doorgezongen in de kloosters, plus nog een aantal litanieën, aanroepingen, de dag werd verdeeld in blokken van 3 uur (=Romeinse dagindeling): metten, lauden, prime, terts, sext, noon, vespers en completen, van 12 uur ’s nachts en dan de klok rond. De getijden werden ook verkort door praktisch werk, zoals in de fraterhuizen en zelfs geprivatiseerd. Conversen (de lekenbroeders) hoefden alleen maar een paar teksten te reciteren, logisch als je een bakker, brouwer of boer was. Daaruit ontstaat de rozenkrans, maar ook de getijdenboeken met de 7 boetpsalmen. Door het veelvuldig gebruik zijn er weinig van dit soort boeken overgeleverd, de mooisten misschien wel, uit de kloosters, paleizen en kastelen. Groote schijft ook weer over uit zo’n getijdenboek, maar niet alle boeken zijn even mooi.
  11. ‘Je kunt beter in de bijbel lezen, dan in de herberg zitten, dansen, reien en springen….’
  12. Groote vertaalt 54 psalmen, gebruikt door de broeders en zusters.
  13. Seutken (+ 1423) vult deze aan met 96 psalmen, een compleet psalmboek dus.
  14. Geert was de meeste gelezen schrijver in zijn tijd.
  15. Op de Agnietenberg zijn veel getijdenboeken overgeschreven, veelal gebaseerd op het werk van Groote.
  16. Weiler noemt nog het gebruik van kalenders in de getijdenboeken, daarin zitten ook astrologische elementen, een tikkeltje bijgeloof dus, vermengd met de gangbare theologie. Men was ook wel bijgelovig (tot Luther aan toe, zeg ik) want het leven was snel voorbij, de pest, rampen etc., vandaar ook de vele aflaatoefeningen.